Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Inleiding

Conform het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten is de naam van deze paragraaf gewijzigd van paragraaf weerstandsvermogen naar weerstandsvermogen en risicobeheersing.

De paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing geeft aan hoe solide de financiële huishouding van de gemeente is. Een financieel weerstandsvermogen is van belang wanneer er zich financiële tegenvallers voordoen.

In de raadsvergadering van 4 september 2012 is de nota risicomanagement en weerstandsvermogen gemeente Bergen 2012 geactualiseerd. Deze nota geeft het beleid weer dat onze gemeente voert met betrekking tot risicomanagement. Belangrijk onderdeel van het managen van risico’s is de mate waarin risico’s opgevangen kunnen worden (de berekening van de weerstandscapaciteit).

Risicomanagement heeft een prominente plek binnen de planning en control cyclus van de gemeente Bergen. Het is een continu proces. In plaats van een periodieke inventarisatie is het risicomanagement bij de gemeente Bergen een manier van denken. Het dient als hulpmiddel bij het nemen van besluiten door zowel raad als college.

Weerstandsvermogen

Weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen weerstandscapaciteit (de middelen waarover de gemeente beschikt/ kan beschikken om niet begrote kosten te dekken) en de risico’s waarvoor geen voorzieningen zijn getroffen of verzekeringen zijn afgesloten.
Voor het kunnen beoordelen van het weerstandsvermogen is het noodzakelijk de aanwezige weerstandscapaciteit te analyseren in samenhang met de omvang en achtergronden van de risico’s.

Er zijn geen uniforme antwoorden te geven op de vraag hoe groot het weerstandsvermogen van een gemeente zou moeten zijn. Dit is sterk afhankelijk van de eigenheid van de gemeente en het risicoprofiel dat zij heeft.

Hoe ziet de sociale structuur eruit, zijn er nog groeipotenties, hoe is de bedrijfsvoering: voorzichtig of worden risico’s geaccepteerd?

Ons gemeentelijk beleid is verwoord in de nota weerstandsvermogen en risicomanagement. Deze nota is vastgesteld in de raadsvergadering van 4 september 2012. Hierbij is tevens vastgesteld dat de gewenste minimale score voor de ratio weerstandsvermogen 2,0 moet zijn.

Daarbij is ook aangegeven dat er een verplichte risicoparagraaf opgenomen wordt in college- en raadsvoorstellen en dat het risicoprofiel van de gemeente twee keer per jaar (bij de begroting en bij de jaarrekening) als onderdeel van de paragraaf weerstandsvermogen wordt gerapporteerd.
De paragraaf is als volgt opgebouwd:

  • Stand van zaken;
  • Aanwezige risico’s;
  • Beschikbare weerstandscapaciteit;
  • Relatie benodigde en beschikbare weerstandscapaciteit;
  • Financiële kengetallen.

Stand van zaken

Wij hebben gekozen voor een systematische en cyclische aanpak bij het risicomanagement. Thans hebben wij op basis van de uitgevoerde risicoanalyse een top 10 welke systematisch is bepaald en vertaald is naar een financieel risico.
Risicomanagement heeft nu op het niveau van de raad, het college en het ambtelijk management een structurele plek gekregen binnen de planning en control cyclus.

Voor de raad betekent dit dat bij de begroting en jaarrekening gerapporteerd wordt hoe de risico’s zich ontwikkelen en hoe deze zich verhouden tot de ontwikkeling van de weerstandscapaciteit.

Aanwezige risico's

Deze top 10 risico’s voor de gemeente Bergen worden hieronder beschreven met een inschatting van het financiële risico.

Nr.

Risico

Toelichting

Financieel risico

1.

Sociale werkvoorziening WAA

Gelet op de sombere vooruitzichten in de WsW en de exploitatie van de WAA kan gesteld worden dat de sociale werkvoorziening een zware tijd tegemoet gaat. Aan de hand van een aantal scenario’s wordt thans feitelijk onderzocht hoe en in welke keten de WAA tot de meest optimale bijdrage kan komen. De toekomst zal zonder wijziging van het huidige tijdsbeeld voor de WAA niet altijd zeker zijn. Bij ongewijzigd beleid zal de gemeente in de komende jaren forse extra bijdragen moeten leveren.

€ 1.080.000

2.

Bezuinigingsmaatregelen 2014-2017

Het niet behalen van de bezuinigingen.

€ 375.000

3.

Lagere algemene uitkering

De jaarlijkse groei van het gemeentefonds wordt bepaald door de normeringsystematiek. Dit betekent dat de jaarlijkse groei van de algemene uitkering is gekoppeld aan de groei van het gemeentefonds. Extra uitgaven, bezuinigingen, mee- en tegenvallers op de rijksbegroting hebben in deze systematiek directe invloed op de omvang van het gemeentefonds. Hoeveel geld de individuele gemeente ontvangt is afhankelijk van de kenmerken en belastingcapaciteit van de gemeente. Het achterblijven van bijvoorbeeld aantal inwoners, uitkeringsgerechtigden of woningen leidt tot een structureel tekort aan inkomsten. Lagere algemene uitkering gemeentefonds door wijziging in de herverdelingsmaatstaven en/ of bezuinigingen van het rijk.

€ 250.000

4.

Wegen, straten en pleinen

Onderhoud wegen: strenge winters wat leidt tot schade aan wegen. De gemeente is als wegbeheerder ongeacht of dit aan haar te wijten is, verantwoordelijk voor een veilige weg.

€ 250.000

5.

3 Decentralisaties

Open einde regeling, extra bezuiniging rijk i.v.m. verdeelmodel.

€ 250.000

6.

Leerlingenvervoer

Open einde regeling: Toename leerlingen vervoer.

€ 180.000

7.

Wet Maatschappelijke Ondersteuning (“oude” regeling niet 3D beleidsvelden)

De kans blijft bestaan op een toenemend gebruik van de voorzieningen. De WMO is en blijft een open einde regeling en meer mensen zullen als gevolg van de vergrijzing een beroep doen op de WMO. Een budgetoverschrijding als gevolg van deze groei vraagt om aanvullende beleidsmaatregelen. Het risico betreft de mogelijke overschrijding die optreedt in de tijd die nodig is om tot beleidsaanpassingen over te gaan.

€ 175.000

8.

Integrale veiligheid

Hoogwater Maas. Indien de Maas buiten haar oevers treed, kan dit leiden tot hoge kosten.

€ 150.000

9.

Welzijn
(accommodaties)

Gesubsidieerde instellingen. Voor de komende jaren worden met verschillende instellingen hernieuwde budgetsubsidie overeenkomsten gesloten. Deze meerjarige afspraken kunnen leiden tot andere subsidie bedragen. Met het afsluiten van de subsidie overeenkomsten wordt in eerste instantie het risico van de exploitatie bij de stichtingen en instellingen gelegd. Dit betekent niet dat de gemeente geen risico meer loopt. Mocht zich een financiële catastrofe voordoen bij een stichting dan zal altijd de gemeenten (vaak als eerste) weer aangesproken worden.

€ 125.000

10.

Welzijn (algemeen)

Niet voldoen aan subsidievoorwaarden. Het rijk, provincie en derden schrijven vaak nauwkeurig voor aan welke voorwaarden voldaan moet worden om in aanmerking te komen voor subsidie. Als niet aan de voorgeschreven eisen voldaan wordt dient het geld aan de verstrekker terugbetaald te worden. Hier loopt de gemeente een zeker risico.

€ 125.000

Totaal top 10 risico’s

€ 2.960.000

Vastgestelde overige risico’s

Naast de top 10 risico’s zijn er nog 24 risico’s in kaart gebracht. Op basis van de risico inventarisatie is dit risico bepaald op € 910.500.

€    910.500    

Totaal risico inventarisatie

€ 3.870.500

Norm 70%

€ 2.709.350

Weerstandscapaciteit

De weerstandscapaciteit bestaat uit middelen en mogelijkheden waarover de gemeente beschikt om niet begrote kosten die onverwacht en substantieel zijn af te dekken.
In het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) is niet voorgeschreven welke bestanddelen behoren tot de weerstandscapaciteit. In het algemeen worden de bestanddelen gebruikt die in onderstaande tabel zijn genoemd.
Tabel PC. 1 Overzicht weerstandscapaciteit

Incidentele weerstandscapaciteit   

Structurele weerstandscapaciteit

5.2.1. Algemene reserve (incl. grondexploitatie)

5.2.5 Onbenutte belastingcapaciteit

5.2.2. Bestemmingsreserves

5.2.6 Begrotingsruimte

5.2.3. Stille reserves

5.2.7 Bezuinigingsmogelijkheden

5.2.4. Begrotingspost onvoorzien

Met incidentele weerstandscapaciteit wordt bedoeld het vermogen om calamiteiten en andere eenmalige tegenvallers op te kunnen vangen zonder dat dit invloed heeft op de voortzetting van taken op het vastgestelde niveau.
Met structurele weerstandscapaciteit worden de middelen bedoeld die permanent ingezet kunnen worden om tegenvallers in de lopende exploitatie op te vangen, zonder dat dit ten koste gaat van de bestaande taken.

Berekening van de weerstandscapaciteit

Incidentele weerstandscapaciteit

1-1-2015

              1-1-2016

5.2.1. Algemene reserve (incl. grondexploitatie)

6.760.000

7.082.000

5.2.2. Bestemmingsreserves

2.301.000

2.382.000

5.2.3. Stille reserves

0

0

5.2.4. Begrotingspost onvoorzien

1.175.000

127.000

Structurele weerstandscapaciteit

 5.2.5. Onbenutte belastingcapaciteit

682.000

628.000

 5.2.6. Raming onvoorzien

62.000

62.000

 5.2.7. Bezuinigingsmogelijkheden

1.200.000

1.000.000

Totale weerstandsvermogen

12.180.000

11.281.000

Relatie benodigde en beschikbare weerstandscapaciteit

De berekeningswijze van het weerstandsvermogen op basis van het zekerheidspercentage van 70% is als volgt:

Per 1 januari 2015: (jaarrekening 2014)

Beschikbare weerstandscapaciteit

€ 12.180.000

Ratio weerstandsvermogen

----------------------------------------------------------------------------

=

4,6

Benodigde weerstandscapaciteit  (70%)

€ 2.632.000

Per 1 januari 2016:

Beschikbare weerstandscapaciteit

€ 11.281.000

Ratio weerstandsvermogen

----------------------------------------------------------------------------

=

4,2

Benodigde weerstandscapaciteit  (70%)

€ 2.709.000

Om het weerstandsvermogen te kunnen beoordelen dient te worden vastgesteld welke ratio wij nastreven.
Hiertoe wordt gebruik gemaakt van onderstaande waarderingstabel.

Waardering

Ratio weerstandsvermogen

Betekenis

A

> 2,0

Uitstekend

B

1,4  -  2,0

Ruim voldoende

C

1,0  -  1,4

Voldoende

D

0,8  -  1,0

Matig

E

0,6  -  0,8

Onvoldoende

F

< 0,6

Ruim onvoldoende

De gemeente Bergen streeft ernaar de impact van de risico’s te minimaliseren. Dit betekent dat wij een weerstandsvermogen nastreven dat tenminste uitstekend is. Dat betekent een ratio weerstandsvermogen 2,0 met als waardering A. Gegeven de ratio van 4,2 betekent dit voor Bergen dat het weerstandsvermogen meer dan uitstekend is.
Let wel: de rapportage omtrent het weerstandsvermogen is een momentopname. Nieuwe projecten, economische ontwikkelingen en investeringsbeslissingen kunnen het risicoprofiel negatief of positief beïnvloeden waardoor het weerstandsvermogen een andere waardering krijgt.

Financiële kengetallen

In de meicirculaire is opgenomen dat het BBV gaat voorschrijven dat in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing een verplichte basisset van vijf financiële kengetallen die gaan gelden voor de begroting vanaf 2016 en de jaarrekeningstukken vanaf 2015. Naast de kengetallen wordt een beoordeling van de kengetallen in relatie met de financiële positie opgenomen. De kengetallen en de beoordeling geven gezamenlijk op een eenvoudige wijze inzicht aan de raadsleden over de financiële positie van de gemeente.

Beoordeling financiële positie

De Provincie Limburg hanteert een drietal categorieën, waarbij categorie A het minst risicovol is en categorie C het meest.

Kengetal

Categorie A

Categorie B

Categorie C

1. Netto schuldquote

Zonder correctie doorgeleende gelden

< 90%

90-130%

>130%

Met correctie doorgeleende gelden

< 90%

90-130%

>130%

2. Solvabliteitsratio

> 50%

20-50%

<20%

3. Grondexploitatie

< 20%

20-35%

>35%

4. Structurele exploitatie ruimte

Begroting positief

Begroting neutraal

Begroting negatief

5. Belastingcapaciteit

< 95%

95-105%

>105%

1a. Netto schuldquote

De nettoschuld weerspiegelt het niveau van de gemeenten ten opzichte van de eigen middelen. De netto schuldquote geeft een indicatie van de druk van de rentelasten en de aflossingen op de exploitatie.

(x1.000)

Netto schuldquote

31-12-2014

31-12-2015

31-12-2016

A.

Vaste schulden

3.800

3.225

2.650

B.

Netto vlottende schuld

1.980

1.800

1.800

C.

Overlopende passiva

7.680

7.450

7.450

D.

Financiële vaste activa

-2.925

-2.920

-2.915

E.

Uitzettingen korter dan 1 jaar

-5.000

-5.000

-5.000

F.

Liquide middelen

-256

-255

-255

G.

Overlopende activa 

-1.539

-1.539

-1.539

H.

Totale baten

31.816

28.928

29.795

Netto schuldquote 

12%

10%

7%

Wij bevinden ons in categorie A.

1b. Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen

Om inzicht te verkrijgen in hoeverre er sprake is van doorlenen wordt de netto schuldquote zowel in- als exclusief doorgeleende gelden weergegeven (netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen). Op die manier wordt duidelijk in beeld gebracht wat het aandeel van de verstrekte leningen is en wat dit betekent voor de schuldenlast. De wijze waarop de netto schuldquote gecorrigeerd voor de doorgeleende gelden wordt berekend is gelijk aan de netto schuldquote, met dien verstande dat bij de financiële activa ook alle verstrekte leningen worden opgenomen (zie artikel 36 lid b en c van het BBV).

(x1.000)

Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen

31-12-2014

31-12-2015

31-12-2016

A.

Vaste schulden

3.800

3.225

2.650

B.

Netto vlottende schuld

1.980

1.800

1.800

C.

Overlopende passiva

7.680

7.450

7.450

D.

Financiële vaste activa

-505

-505

-505

E.

Uitzettingen korter dan 1 jaar

-5.000

-5.000

-5.000

F.

Liquide middelen

-256

-255

-255

G.

Overlopende activa

-1.539

-1.539

-1.539

H.

Totale baten

31.816

28.928

29.795

Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen

19%

18%

15%

Wij bevinden ons in categorie A.

2. De solvabiliteitsratio

Dit kengetal geeft inzicht in de mate waarin de gemeente in staat is aan haar financiële verplichtingen te voldoen. Onder de solvabiliteitsratio wordt verstaan het eigen vermogen als percentage van het balanstotaal. Het eigen vermogen van een gemeente bestaat volgens artikel 42 BBV uit de reserves en het resultaat uit het overzicht van baten en lasten.

(x 1.000)

Solvabiliteitsratio

31-12-2014

31-12-2015

31-12-2016

A.

Eigen vermogen

12.300

9.060

9.000

B.

Balanstotaal

29.820

26.780

26.000

Solvabiliteitsratio

41,25%

33,83%

34,62%

Wij bevinden ons in categorie B.

3. Kengetal grondexploitatie

De afgelopen jaren is gebleken dat de grondexploitatie een forse impact kan hebben op de financiële positie van een gemeente. De boekwaarden va de voorraden grond is van belang, omdat deze waarde moet worden terugverdiend. In artikel 38, onderdeel a van het BBV wordt gevraagd om in de balans afzonderlijk op te nemen grond- en hulpstoffen gespecificeerd naar:

  1. Niet in exploitatie genomen bouwgronden;
  2. Overige grond- en hulpstoffen.

In onderdeel B van artikel 38 wordt gevraagd om "onderhanden werk" te vermelden. Hieronder vallen ook bouwgronden in exploitatie. Voor de berekening van dit kengetal worden de niet in exploitatie genomen gronden en de bouwgrond in exploitatie bij elkaar opgeteld en gedeeld door de totale baten uit de programmabegroting of jaarstukken en uitgedrukt in een percentage.

(x 1.000)

Grondexploitatie

31-12-2014

31-12-2015

31-12-2016

A

Niet in exploitatie genomen bouwgrond

-122

-122

-122

B

Bouwgrond exploitatie

2.654

2.654

2.654

C

Totale baten 

31.816

28.928

29.795

Kengetal grondexploitatie

7,96%

8,75%

8,50%

Wij bevinden ons in categorie A.

4. Structurele exploitatieruimte

Voor de beoordeling van het structurele en reële evenwicht van de begroting wordt thans het onderscheid gemaakt tussen structurele en incidentele lasten. Bij incidentele lasten of baten gaat het om eenmalige zaken die zich gedurende maximaal drie jaar voordoen. Voorbeelden van structurele baten zijn de algemene uitkering en eigen belastinginkomsten. Bij de structurele lasten gaat het om personeelslasten, kapitaallasten, bijdragen aan gemeenschappelijke regelingen. In artikel 19 onderdeel c van het BBV wordt een overzicht gevraagd van de geraamde incidentele baten en lasten per programma gevraagd, waarbij per programma tenminste de belangrijkste posten afzonderlijk worden gespecificeerd en de overige posten kunnen in een totaalbedrag opgenomen worden. In artikel 19 onderdeel d wordt een overzicht gevraagd van de beoogde structurele toevoegingen en onttrekkingen aan de reserves. Op basis van deze gegevens kan het saldo van structurele baten en structurele lasten worden berekend. Daarbij wordt het saldo opgeteld van de structurele onttrekkingen en toevoegingen aan reserves.

De structurele exploitatieruimte wordt bepaald door het saldo van de structurele baten en lasten en het saldo van de structurele onttrekkingen en toevoegingen aan reserves gedeeld door de totale baten.

(x 1.000)

Exploitatie ruimte

31-12-2014

31-12-2015

31-12-2016

A.

Totale structurele lasten

23.883

29.359

29.386

B.

Totale structurele baten

26.283

28.745

28.899

C.

Structurele toevoeging reserves

57

406

237

D.

Structurele onttrekkingen reserves

602

1.082

896

E.

Totale baten

31.816

29.827

29.558

Structurele exploitatieruimte

9,26%

0,21%

0,58%

Wij bevinden ons in categorie A.

5. Belastingcapaciteit: woonlasten meerpersoonshuishoudens

De ruimte die een gemeente heeft om zijn belastingen te verhogen wordt vaak gerelateerd aan de totale woonlasten. Het Coelo publiceert deze lasten ieder jaar in de atlas voor lokale lasten. Onder woonlasten worden verstaan de OZB, de rioolheffing en de afvalstoffenheffing voor een woning met gemiddelde WOZ- waarde in de gemeente. De belastingcapaciteit van de gemeente wordt daarom berekend door de totale woonlasten voor meerpersoonshuishoudens te vergelijken met het landelijk gemiddelde.

(x 1.000)

Belastingcapaciteit: Woonlasten meerpersoonshuishoudens

31-12-2014

31-12-2015

31-12-2016

A.

OZB gezin gemiddelde WOZ waarde

214,00

228,45

243,87

B.

Rioolheffing gezin gemiddelde WOZ waarde 

181,00

191,00

201,00

C.

Afvalstoffenheffing gezin

183,00

171,00

171,00

D.

Eventueel heffingskorting

0,00

0,00

0,00

E.

Totale lasten gezin gemiddelde WOZ waarde

578,00

590,45

615,87

F.

Woonlasten landelijk gemiddelde gezin

704,00

716,00

Belastingcapaciteit

82,10%

82,46%

Wij bevinden ons in categorie A.